Verslag Commissie Inclusief Onderwijs

Breaking: van gewoon en buitengewoon onderwijs naar ‘scholen voor iedereen’

 

 

Op 12 juli 2024 heeft de Commissie Inclusief Onderwijs haar rapport gepresenteerd. Klaas Maenhout van De Standaard vat samen: Geen onderscheid meer tussen gewoon en buitengewoon onderwijs, geen verdeling meer in types en geen verdere medicalisering. De commissie Inclusief Onderwijs pleit voor een eengemaakt schoollandschap tegen 2040. “De huidige situatie is onhoudbaar.” 

 

Foto © Fred Debrock 

In 3 regeerperiodes naar één onderwijsmodel 

 

Het Vlaamse onderwijs kent twee stromen: het gewoon en het buitengewoon onderwijs. Niet alleen is dat systeem gestoeld op segregatie, de laatste stroom wordt ook jaar na jaar groter. Vandaag zitten meer dan 56.000 leerlingen in het buitengewoon onderwijs. Met 6 procent leerlingen in een apart circuit is Vlaanderen Europees kampioen. 
 

“We hebben de laatste twintig jaar telkens kleine correcties aangebracht. Het resultaat is dat er alleen maar meer leerlingen naar het buitengewoononderwijs stromen”, zegt Beno Schraepen, docent en lid commissie Inclusief Onderwijs.

 
“De huidige situatie is onhoudbaar”, zegt Elke Struyf, professor aan de UAntwerpen en voorzitter van de commissie Inclusief Onderwijs. Vooral omdat de explosie in het buitengewoon onderwijs amper te zien is in de gewone klassen. “Leerkrachten voelen zich steeds vaker handelingsonbekwaam.” 

 

Door de basiszorg te verbreden, zullen kinderen en jongeren niet langer afhangen van het label of het attest dat ze krijgen. 

De commissie werkte daarom een ambitieus plan uit, dat uitgevoerd moet worden in de komende drie regeerperiodes. De hoofdambitie is om van alle scholen tegen 2040 ‘scholen voor iedereen’ te maken. In verschillende fases moeten het gewoon en het buitengewoon onderwijs én de leersteuncentra samensmelten tot één school, waar ieder kind het recht heeft om zich in te schrijven. 

 

Scholen zouden middelen krijgen om zelf een multidisciplinair team samen te stellen, “niet om voortdurend te vergaderen, maar om te ondersteunen in de klas.” 
 
Vlaanderen is verplicht om ons onderwijs écht inclusief te maken door het VN-verdrag dat het in 2009 ondertekende. Om daartoe te komen, stelt de commissie concrete stappen voor. Zo moet er snel een programmatiestop komen van scholen voor jongeren met een autismespectrumstoornis (type 9) en scholen van het type ‘basisaanbod’ (bedoeld voor kinderen waarbij er te veel aanpassingen nodig zijn om ze school te laten lopen in het gewone onderwijs). Daarnaast moeten nieuwe scholen buitengewoon onderwijs verplicht samenwerken met gewone scholen. De commissie wil ook de absurde situatie de wereld uit dat een leerling met eenzelfde aandoening minder middelen krijgt in het gewoon dan in het buitengewoon onderwijs. 

 

Geen uren op de bus 

 

De veranderingen moeten volgens de commissie vooral in de klas te voelen zijn. Vandaag is de kritiek dat zorg en ondersteuning te versnipperd zijn, vaak zelfs onzichtbaar. “De middelen moeten terug naar de werkvloer”, zegt Davy Mellemans, coördinerend directeur van heel wat scholen in West-Limburg en lid van de commissie. 

Scholen krijgen in het voorstel daarom middelen om zelf een multidisciplinair team samen te stellen op het niveau van de school of de scholengroep, “niet om voortdurend te vergaderen, maar om mee te ondersteunen in de klas”. In zo’n team kan de expertise van het buitengewoon onderwijs gebundeld worden met bijvoorbeeld logopedisten of orthopedagogen. 

Ook voor leerlingen en ouders moet het eenvoudiger worden. Zo kunnen jongeren in ‘de school voor iedereen’ niet meer geweigerd worden, waardoor ze dichterbij school kunnen lopen. “Dat voorkomt dat veel leerlingen anderhalf uur op de bus moeten zitten”, zegt Seline Somers van Grip vzw en lid van de commissie. 

Kinderen en jongeren hangen ook niet meer af van het label of het attest dat ze krijgen. Vandaag is dat een voorwaarde om ondersteuning te krijgen. Door de basiszorg fel te verbreden, zal slechts nog een kleine groep via een centraal opgesteld assessment, een inschaling van de noden, specifieke zorg toegekend krijgen. “We moeten de medicalisering echt uit het onderwijs halen”, aldus Struyf. 

De commissie berekende wat de mogelijke impact van haar plan zou zijn. Als alle leerlingen van het buitengewoon onderwijs naar het gewoon onderwijs trekken, komen er in de gemiddelde Vlaamse school elf leerlingen bij. Tegenover die elf leerlingen staan3,6 bijkomende voltijdse personeelsleden. 

 

Op vraag van Ben Weyts

 

Het advies komt er op vraag van de Vlaamse minister van Onderwijs, Ben Weyts (N-VA). Hij paste samen met het onderwijsveld het omstreden M-decreet aan naar een M-decreet. Dat regelde heel wat constructiefouten uit het M-decreet, maar bevatte geen visie op inclusie. Enter: een commissie. 

Het rapport is het derde en laatste rapport dat Weyts bestelde. Het werd versneld afgewerkt op vraag van de onderhandelaars belast met de vorming van de volgende Vlaamse regering. Hoe dat zal vallen, is voorlopig onduidelijk. 
Het advies bevat alvast een sterke visie met verstrekkende gevolgen. “Ja, dit is ingrijpend. Daar zijn we ons van bewust”, zegt Struyf. “Maar dit is een plan tot 2040, niet voor 2027.”  

Beno Schraepen, docent en lid van de commissie, voegt daaraan toe: “We hebben de laatste twintig jaar telkens kleine correcties proberen aan te brengen in het bestaande systeem. Het resultaat is dat er alleen maar meer leerlingen naar het buitengewoon onderwijs stromen.” 

Het rapport bouwt in de acht opgestelde werven expliciet verder op de twee eerdere rapporten die Weyts bestelde. Zo haalt het de belangrijke rol van schoolbesturen, de professionalisering van de leraar en de invoering van de leraar-assistent uit het rapport van de commissie van wijzen. Ook een fundamentele herziening van het financieringsmodel wordt overgenomen. 

 

Ambitie voor iedereen 

Uit het rapport ‘Beter onderwijs’, het eerste van de eerdere rapporten, haalt men dan weer de focus op directe instructie en sterke leerkrachten. “De premisse om inclusief onderwijs mogelijk te maken, staat voor goed lesgeven, zelfs excellent lesgeven”, aldus Struyf. Onderwijs met ambitie voor iedereen dus, zeker ook voor jongeren met een beperking of jongeren die een hobbelig parcours achter de rug hebben. Twee basisingrediënten daartoe zijn volgens Struyf een ‘kennisrijk curriculum’ en meer ‘intensieve instructie’. 
De belangrijkste nuance: de leraar staat er niet alleen voor en het is geen taak voor het onderwijs alleen, aldus het rapport. “Voor leerlingen met complexe en intensieve ondersteuningsnoden zal een intensieve samenwerking nodig zijn tussen welzijn, jeugdhulp, gezondheidszorg en onderwijs om dit mogelijk te maken”, besluit Struyf. 

 

13-07-2024, De Standaard 

 

Scroll to Top